Bellenbob in Vietnam

Sint Jan horecamedewerkster Tiny van Venrooij​​:

‘Iedere dag is anders. Het verveelt nooit!’

Sint Jan horecamedewerkster Tiny van Venrooij

 

Tekst: Rob Vrolijk

Sint Jan horecamedewerkster Tiny van Venrooij – de Groot werd in 1960 in Gemert geboren als jongste van drie zusjes. De oudste heet Gerda, de middelste Maria. Moeder runde een kippenboerderij, vader reed op de vrachtwagen. Toen Tiny een half jaar oud was, werd de boerderij verkocht. Het werk in combinatie met de zorg voor haar drie dochters werd moeder te veel. Samen met oma verhuisde het gezin naar een woonhuis in Beek en Donk, waar Tiny en haar zusjes verder opgroeiden. Tiny: ‘Ik ben in Beek en Donk naar de lagere school gegaan en daarna naar de LEAO in Helmond. Vijf dagen in de week, door weer en wind naar Helmond en weer terug naar Beek en Donk. Van “halen en brengen” was nog geen sprake in die tijd.’ Op de vraag waarom ze juist naar de LEAO ging, antwoordt ze: ‘Mijn oudste zus Gerda had daar op school gezeten en het leek me wel leuk om kantoorwerk te doen.’

‘Nadat ik van school afkwam, ben ik direct als administratief medewerkster aan de slag gegaan bij een autogarage met benzinestation in Beek en Donk. Bijzonder leuk werk met alleen maar mannen. Eén keer per week moest ik naar het hoofdkantoor in Mierlo om de eigenaresse te helpen. Daar heb ik vijf jaar lang met heel veel plezier gewerkt, maar helaas sloot het bedrijf. Vervolgens heb ik een tijd gewerkt bij een supermarkt annex café met zaal in Eerde. Dat ging zó goed dat de eigenaren bij ons langskwamen met de vraag of wij – mijn man Peter en ik – het bedrijf niet van hen wilden overnemen. Hun kinderen wilden dat namelijk niet. Hun gedachte was dat ik het bedrijf kon doen en Peter – die belastingadviseur is – kon de administratie doen. Daar hebben we zeker goed over nagedacht, maar uiteindelijk hebben we het toch maar niet gedaan. Want zeker in zo’n combinatie van bedrijven ben je nooit afgewerkt. Maar goed, met de wetenschap dat dat werk eindig was, ben ik weer gaan solliciteren en ben ik uiteindelijk in 1983 bij de Sint Jan terechtgekomen. Ik was 23 jaar oud.’

 

De beginjaren

‘In die beginjaren was werken in de Sint Jan natuurlijk heel anders dan tegenwoordig. Ik was aangenomen als medewerkster in de horeca, maar die horeca was destijds lang niet zo uitgebreid als nu. ’s Ochtends bezorgden we de mensen een trommeltje met brood en een met folie afgedekt bordje met beleg. Dat was voor de broodmaaltijden ’s morgens en ’s avonds. ’s Middags konden ze kiezen of ze hun warm eten in de gemeenschappelijke ruimte wilde gebruiken of dat ze het op hun kamer bezorgd wilden hebben. Ook moesten we iedere ochtend de tafel in de spreekkamer dekken voor het ontbijt van de pastoor. Tussen de maaltijden door konden de bewoners enkel een kopje koffie, thee of bouillon krijgen en daarmee was de horeca-kous af.’
‘We werkten destijds met z’n tweeën in de horeca, Corry van den Heuvel en ik. Naast onze horecawerkzaamheden hadden Corry en ik het druk met andere zaken. Zo moest één van ons ’s ochtends naar het postkantoor om de post te halen. We moesten koper en zilver poetsen én de meubels boenen. Ook waren we verantwoordelijk voor het schoonhouden van de kantoren en spreekkamers, en in de zomer hielpen wij met het luchten van alle kamers en het naar buiten dragen van al het interieur, inclusief de bedden.’
‘Sint Jan werd in die tijd werd nog in belangrijke mate gerund door de nonnen. Zo was de eerste directrice die ik heb meegemaakt, zuster Angèle. Maar er waren ook nadrukkelijk zusters aanwezig op de verschillende afdelingen en aan de receptie. Ze waren heel aardig, maar je moest ze wel met U aanspreken. Zo ging dat nu eenmaal in die tijd. Wij droegen ook allemaal een uniform met panty’s. Tijdens bijzondere dagen zoals kerstmis en Pasen gingen we als personeel mee naar de Heilige Mis in de inpandige kapel. Dat was niet letterlijk verplicht, maar dat deed je gewoon.’

Tekst loopt door onder de advertentie

 

Vitale bejaarden

‘De bewoners van de Sint Jan waren in die tijd veel vitaler. Het bejaardentehuis was weliswaar voor oudere mensen, maar die waren niet per definitie hulpbehoevend zoals tegenwoordig meestal het geval is. In die tijd konden ze zelf op hun kamer nog een wasje doen of afwassen. Ze waren nog goed ter been en gingen zelfstandig overal naar toe. Er was hier ook nog veel leven in de brouwerij. Er zaten altijd wel een paar tafels te rikken en te jokeren. Tegenwoordig moeten ze echt sprokkelen om een tafel met kaarters bij elkaar te krijgen. Er werd ook veel gebreid, gehaakt en geknutseld. Sjaals, truien, sokken, mutsen. Voor de eigen familie of vrienden of voor de verkoop tijdens de fancy fairs die regelmatig werden georganiseerd. Daar was ook altijd een rad van fortuin, waarvoor de prijzen werden gesponsord door de winkeliers uit Uden. Het geld dat daarmee werd opgehaald, ging dan bijvoorbeeld naar een kindertehuis in Tanzania.’
‘Op zaterdag hadden we in die tijd ook altijd de platenmand. Georganiseerd door Gerrit van Lanen. Dan konden mensen gedurende de week plaatjes aanvragen en op zaterdag waren al die verzoeknummers over de speakers in het hele huis te horen. Dat was erg leuk.’

 

Na de omslag in 1990

‘De omslag kwam vanaf 1990, met de ingrijpende verbouwing waarbij bijvoorbeeld de grote zaal helemaal is verbouwd. Aanvankelijk kregen we twee personeelskamers: één voor de rokers en één voor de niet-rokers. Daarvoor werd er in de zaal vrijuit gerookt, ook door de bewoners. Bij een latere verbouwing zijn die personeelsruimtes bij de grote zaal getrokken, waardoor het personeel verspreid over het hele gebouw zit. Het nadeel daarvan is dat er minder onderling contact is. Dat is wel jammer. En binnen roken is er natuurlijk helemaal niet meer bij.’
‘De mogelijkheden voor de bewoners en de bezoekers zijn tegenwoordig veel groter. Zo is er in de ontmoetingsruimte van alles verkrijgbaar: koffie, thee, fris, een biertje, een frietje, een kroket, een worstenbroodje, noem maar op. Er is een winkel, mensen kunnen in de Sint Jan naar de kapper, er is een pedicure en een fitnessruimte. We zijn echt van alle markten thuis. En juist omdat de mensen passiever zijn, wordt er van alles georganiseerd. Gymnastiek, geheugentraining, bingo, schilderen, muziekmiddagen, noem maar op. Er wordt gebiljart, mensen zitten bij elkaar aan tafel om gezellig te kletsen. Soms is het zo druk in de ontmoetingsruimte dat het wel een vergadering lijkt! Er hangt echt een hele goede sfeer!’
‘Vóór corona bouwden we op één vrijdag in de maand de ontmoetingsruimte om tot een echt restaurant. Compleet met chique gedekte tafels. Konden bewoners hier met familie en vrienden à la carte dineren. Daar zijn we door corona helaas mee moeten stoppen, maar op 25 en 26 december hebben we wel weer twee kerstdiners georganiseerd. Dat waren toch weer twee dagen met 110 bezoekers. Dat was ook weer heel erg gezellig.’

Sint Jan bewoonster Tiny van Venrooij

Met collega’s van ontmoetingsruimte, receptie en technische dienst in 1985. Tiny staat derde van rechts tegen de muur.

 

‘Hoe laat was je thuis?’

‘Ik denk dat dat oude systeem van bejaardenhuizen achteraf toch niet zo slecht was. Op die manier voorkom je dat mensen thuis vereenzamen. Zo hebben we hier een mijnheer die aanvankelijk nog thuis woonde en die hier iedere dag kwam eten. Hij was nog te vitaal om in de Sint Jan te mogen wonen, maar we merkte dat hij iedere dag wat vroeger kwam opdagen. Om een kopje koffie te drinken, wat te buurten met de mannen die ’s ochtends standaard aan de voorkant zitten en te biljarten. Inmiddels hebben ze het toch zo weten te regelen dat hij hier kan wonen. Ik vind het fijn dat dat dan geregeld wordt.’
‘We maken natuurlijk ook hele grappige dingen mee. Zo hadden we hier een keer een mevrouw die ’s avonds altijd naar beneden kwam om brood te eten, maar soms de weg naar de kamer niet meer wist. Die kwam ik op een keer buiten op straat tegen toen ik naar huis fietste. Dus ik vroeg haar wat ze aan het doen was. Ze was aan het wandelen, zei ze. Dus ik zeg: “Maar zorg je dat je op tijd teruggaat. Het wordt straks donker.” Toen zei zij: “Denk je soms dat ik de weg niet meer weet?! Ik kom uit Uden hè!”’
‘Soms krijgen mensen hier ook verkering. We hebben zelfs een bruiloft gehad in de zaal. Mijnheer woonde hier in huis en mevrouw in een aanleunwoning. Nadat ze getrouwd waren, zijn ze in de aanleunwoning van mevrouw gaan wonen. Mijnheer was 91 en mevrouw ergens in de 80! Of andersom. Een mevrouw die iedere avond op bezoek gaat bij een mijnheer in een aanleunwoning hier aan de overkant. De volgende ochtend zit ze hier dan in de gemeenschappelijke ruimte met een groepje vrouwen. Hoor ik die andere vrouwen vragen stellen als: “Was het gezellig?” en “hoe laat was je thuis?”. En zo is het iedere dag wel iets. Dat is het mooie van hier werken: iedere dag is anders. Het verveelt nooit!’

Vreugde en verdriet

In de jaren ’80 van de vorige eeuw ontmoet Tiny haar man Peter in discotheek Lunenburg in Loosbroek. Peter komt uit Nistelrode en in die gemeente kopen ze na hun trouwen een huis. Samen hebben ze vier dochters: Suzanne, Marina, Esther en Linda. Suzanne en Marina hebben inmiddels ook kinderen, Esther woont samen. Linda is in 2016 tot groot verdriet van het gezin, de familie, Linda’s vriend en een grote schare vrienden en vriendinnen overleden.
Bij de komst van het eerste kind rond 1990 overweegt Tiny om te stoppen met haar werk bij Sint Jan om voor de kinderen te zorgen. Maar de toenmalige directeur – dhr. Hermelinck – overreedt haar om in de avonduren en in de weekenden te blijven werken. Naarmate de kinderen zelfstandiger worden, groeit ook het aantal uren dat Tiny werkt. Inmiddels heeft ze weer een werkweek van 36 uur. Op vaste tijden van maandag tot en met donderdag, én flexibel in de weekenden. Op vrijdag passen Tiny en Peter – die inmiddels gepensioneerd is, maar nog een aantal uur in de week werkt – op de kleinkinderen.

Draagt u de ouderen van Uden een warm hart toe en wilt u een donatie doen aan de Stichting Vrienden van Sint Jan?
Eenmalig of op reguliere basis.
Vul dan het onderstaande formulier in.

Bedrag