Bellenbob in Vietnam

Sint Jan bewoonster Betsie van Gennip​:

‘Voor mij zijn alle mensen hetzelfde!’

Sint Jan bewoonster Betsie van Gennip:

Foto + fotoserie onderaan: René Jetten

Tekst: Rob Vrolijk

Betsie van Gennip werd op 14 juli 1940 geboren in de Prior van Millstraat 30 in Uden. Haar ouders hadden een winkel in huishoudelijke artikelen, oliën en vetten. ‘Zoiets als Blokker tegenwoordig, maar dan kleiner’ aldus Betsie. Dat huis staat er nog steeds, met in het raam boven de voordeur ook nog steeds de gravure ‘Van Gennip IJzerwaren, oliën en vetten’. Daarnaast bezaten de ouders van Betsie ook nog een kersenboomgaard met 40 bomen. Het gezin Van Gennip vertoonde kortom alle tekenen van een redelijk welvarend middenstandersgezin, tot ze door misfortuin werden getroffen.

‘We waren thuis met drie jongens en vier meisjes. Er was nog een vierde broer, maar die is heel jong overleden. We hebben een enorm leuke jeugd gehad. Vooral de tijden dat de kersen rijp waren en geoogst moesten worden, waren erg gezellig. Dan hing er een radio tussen de bomen en kwam ons moeder op gezette tijden naar buiten met de koffie. Echt een hele fijne tijd. Totdat ze op een bepaalde dag aan het eind van de pluk binnen koffie zaten te drinken. Vader was nog buiten om de laatste kersen te plukken, maar hij kwam niet terug. Mijn moeder vond dat vreemd en ging naar buiten, waar ze hem vond op de grond. Hij was uit een boom gevallen en had zijn rug gebroken. Ik weet nog dat mijn zus en ik van school werden gehaald. Ik zat in de zesde klas van de lagere school. Later kreeg vader ook nog maagkanker en op zijn zesenvijftigste is hij overleden. Mijn moeder bleef achter met zeven kinderen.’

 

Geen uitkering, geen verzekering

‘Als zelfstandigen kregen mijn ouders geen uitkering. Vader had wel een verzekering afgesloten en had eigenlijk recht op zesduizend gulden. Maar hij kreeg dat bedrag niet uitgekeerd omdat hij zichzelf niet op tijd had gemeld. Mijn ouders zouden daar een over brief hebben ontvangen, maar die hebben ze nooit gehad. Ze durfden er ook niet tegenin te gaan. Dat deed je gewoon niet in die tijd.’
Tot overmaat van ramp meldde ook de gemeente Uden zich in die periode. Ze hadden hun oog laten vallen op de grond van het gezin van Gennip. Dat wilde ze gebruiken om het centrum uit te breiden. ‘Moeder wilde eigenlijk niet. Die grond was voor ons bestemd, de kinderen dus. Maar als ze niet verkocht, zou het onteigend worden. Dus ze moest wel toegeven en hield uiteindelijk het huis en 800 m² grond over.’

Tekst loopt door onder de advertentie

 

Over slaapzalen en cellen

‘Na de lagere school ben ik naar de huishoudschool gegaan, maar dat was niks voor mij. Naaien en al dat soort activiteiten. Dus toen ik zestien was en een advertentie zag waarin ze om medewerkers vroegen in het toenmalige bejaardentehuis in Veghel, heb ik direct gereageerd. En ik werd aangenomen. Dat bejaardentehuis zat in het klooster in de Deken van Miertstraat in Veghel en werd geleid door de Zusters Franciscanessen. Ik heb er mijn diploma gehaald en drieëndertig jaar heel fijn gewerkt als bejaardenverzorgster. In die beginjaren sliepen de dames op zaal en de heren hadden een eigen cel, met een bed, een nachtkastje, een stoel en een gordijn als afscheiding. Heel primitief allemaal. De dames sliepen soms wel met z’n vijftienen op één zaal. Mensen met geld hadden wél een eigen kamer. Die kochten zich in. En enkelen van hen voelde zich méér dan de anderen. Ik herinner mij nog een mevrouw die vond dat wij koffie voor haar moesten zetten als ze bezoek had. “Ja”, zei zij altijd, “ik betaal alles zelf. Die anderen niet.” Maar dan zei ik: “Je hebt geluk gehad dat je die kans hebt gekregen en dat je je eigen kamer hebt. Maar voor mij zijn alle mensen hetzelfde!”’

 

Werkzame leven

‘In de beginjaren ging ik altijd met de fiets naar mijn werk. Totdat ik een keer op een ochtend – het was nog schemerdonker – van mijn fiets ben getrokken. Ik heb de belager gelukkig kunnen wegjagen, maar daarna heb ik snel mijn rijbewijs gehaald om met de auto te kunnen gaan. Ik heb het drieëndertig jaar lang geweldig naar mijn zin gehad. Alleen de “slaapnachten” vond ik minder leuk. Dan sliep je in het tehuis en kon je ieder moment uit je bed geroepen worden. Dat vond ik niet fijn, maar verder vond ik het heerlijk. Al waren de laatste jaren ook wel verdrietig omdat het bejaardentehuis stukje bij beetje werd omgebouwd tot een ziekenhuis. Er werden steeds meer bewoners elders ondergebracht. Een deel in bejaardentehuizen in de regio en een deel in Joachim en Anna in Veghel. Iedere keer dat er daar iemand overleed, verhuisde iemand van ons ernaartoe. Dat vond ik zo verdrietig. De laatste mensen werden op één dag verhuisd en werd het klooster gesloten. Ik dacht dat ik door de grond ging. Verschrikkelijk! Ook voor de zusters, want die hadden het klooster op een half jaar na 100 jaar geleid. Dat hebben ze dus niet meer kunnen vieren.’

 

Werken buiten het klooster

‘Met het sluiten van het klooster, was het voor mij de vraag wat ik ging doen. Want ik had voor mezelf besloten dat ik niet in Joachim en Anna wilde werken. Toen ben ik in eerste instantie op de sterilisatieafdeling van het ziekenhuis terechtgekomen. Instrumenten steriliseren en rondbrengen naar de verschillende afdelingen. Tot op een gegeven moment een broeder van de afdeling neurologie – die mij kende – vroeg: “Maar wat doe jij daar op die afdeling?” Ik zei: “Werken. Er moet brood op de plank komen.” “Ja, maar dat is toch helemaal geen werk voor jou? Jij moet met mensen werken. We hebben hier allemaal mensen met hersenaandoeningen, die moeten geholpen worden. Wij kunnen jou heel goed gebruiken!” En hij is met dat verhaal naar zijn afdelingshoofd gegaan en ben ik daar terechtgekomen. Ik heb toen nog de cursus ziekenverzorgster gedaan en nog 10 jaar daar gewerkt tot aan mijn pensionering. Ook dat was een hele fijne tijd.’

 

Tekst loopt door onder de afbeelding

Sint Jan bewoonster Betsie van Gennip:

Het ouderlijk huis van Betsie staat er nog steeds, met in het raam boven de voordeur ook nog steeds de gravure ‘Van Gennip IJzerwaren, oliën en vetten’.

 

Druk sociaal leven

‘Naast mijn gewone werk heb ik altijd in de slagwerkgroep van Harmonie Eendracht Uden gezeten, ik heb in Vorstenbosch een drumband mede opgericht, ik heb in diverse koren gezongen en ik heb twintig jaar lang samen met een groep vrijwilligers en vier geestelijke verzorgers op zaterdagochtend een christelijke kerkviering georganiseerd in de Watersteeg in Uden. Dan haalden we de mensen op – toch altijd een vijfentwintig tot dertig bewoners – en we vormden een zangkoortje om de dienst te begeleiden. We hadden ook iemand die orgel speelde. Om beurten verzorgden we een lezing, we mochten de communie uitreiken. En met kerstmis mochten de kleinkinderen van de bewoners altijd engeltje spelen. Bijzonder leuk en dankbaar werk. Vandaar ook dat ik zo schrok toen op een zaterdag na de viering iemand naar me toe kwam en zei: “Betsie, wist jij dat we de viering op zaterdag niet meer mogen doen?” Nee, ik wist nergens van!!! Dat hebben we twintig jaar gedaan en toen hebben ze ons zonder overleg aan de kant gezet. We hebben nog geen bedankje gehad. Dat heeft me heel veel pijn gedaan. Gelukkig heb ik dat hier in de Sint Jan weer een beetje mogen oppikken en ik heb hier ook lang in het koor gezeten, maar ook dat is inmiddels gestopt vanwege fysieke redenen.’

 

Vallen en opstaan

‘Rond mijn veertigste heeft moeder de kinderen bij elkaar geroepen en gezegd: “Ik heb dit huis nog aan mezelf, maar ik wil het graag overdoen aan één van jullie. Jullie mogen allemaal een bod doen.” Nu wist ik dat ik niet voldoende bij kas was om het hoogste bod te doen, maar ik zei tegen moeder: “Als je het aan mij verkoopt mag je in huis blijven wonen en zal ik voor je zorgen zo lang ik kan.” En tegen mijn broer die nog in huis woonde: “Als je wil mag je een appartement huren en zal ik je was doen en met enige regelmaat komen poetsen. Maar je mag ook hier blijven wonen.” En zo is het gegaan. Ik mocht het huis kopen en ze bleven alle twee bij mij wonen. Beiden zijn overleden toen ik 60 was en met pensioen ging.’

 

Leven in de Sint Jan

In haar jonge jaren heeft Betsie verkering gehad, maar nadat hij was verongelukt, hoefde het niet meer voor haar. Ze had het misschien ook wel te druk met haar werk en haar sociale leven. Zeven jaar geleden heeft ze haar huis aan de Prior van Millstraat verkocht en een appartement aan de Odiliastraat gekocht. Alles ging goed totdat ze afgelopen jaar twee keer uit bed viel. De eerste keer bleef zonder gevolgen, maar bij de tweede keer raakte ze dusdanig gewond aan haar been en voet dat ze moest revalideren en niet geheel van harte in de Sint Jan kwam te wonen. Het leven in de Sint Jan bevalt haar op zich heel goed, maar het irriteert haar enorm dat ze niet terug kan naar haar eigen appartement, dat nu leeg staat. Zeker omdat het twijfelachtig is of ze er ooit kan terugkeren: ‘Ik weet ook dat ik de hoogste graad van zorg nodig heb en dat ik niet meer op mezelf kan wonen. Het leven hier in de Sint Jan op zich is goed. De zorg is goed, het eten is goed en er zijn heel veel leuke activiteiten. Ik was nog geen dag hier of ze kwamen met een lijst activiteiten en ik zei: “vul alles maar in. Ik doe overal aan mee!” Ik wil bij deze de mensen en de Sint Jan dan ook van harte bedanken en complimenteren voor de zorg die ik hier ontvang. Dat mag ook een keer gezegd worden.’

Betsie met links achter oudere broer Piet, midden achter jongste zus Dora en rechts achter de op één na oudste zus Riky ter ere van Betsie’s 80-e verjaardag!

Draagt u de ouderen van Uden een warm hart toe en wilt u een donatie doen aan de Stichting Vrienden van Sint Jan?
Eenmalig of op reguliere basis.
Vul dan het onderstaande formulier in.

Bedrag