Bellenbob in Vietnam

Sint Jan bewoner Bert Dekkers:

‘Ik kan me niet herinneren dat ik ooit ’s morgens wakker ben geworden met kwaaie zin’

Sint Jan bewoner Bert Dekkers

Foto + fotoserie onderaan: René Jetten

Tekst: Rob Vrolijk

Bert Dekkers werd op 16 januari 1935 geboren op een kleine boerderij op ‘d’n grauw hai’, bij Nistelrode. ‘Dat was een driehoek waar allemaal kleine boerderijtjes stonden en in één daarvan werd ik geboren’, aldus Bert. Lang heeft hij er niet gewoond overigens. In 1936 konden zijn ouders Driek en Mijntje voor 2000 gulden – goedkoop in die tijd! – een failliet boerderijtje met bijbehorende, arme zandgrond kopen aan de Waaistapstraat 2 in Uden. Gelokaliseerd op het huidige industrieterrein, waar ze in 1963 dan ook werden uitgekocht ten behoeve van de uitbreiding van dat park.

Bert groeide op in een groot gezin, met zes jongens en vier meisjes, te weten Pieta, Bert zelf, Tina, Mien, Harrie, Jan, Toon, Tiny, Cor en Maria. De oudste – Pieta werd in 1934 geboren en de jongste – Maria – in 1951. Bert: ‘We zaten bij ons thuis dus altijd aan een volle tafel tijdens het eten. Dat was in die tijd twee keer per dag warm eten en één keer brood. Mijn moeder had het dus erg druk. Die was twee keer per dag met warm eten bezig: ’s middags en ’s avonds. ’s Middags als wij buiten aan het werk waren, wachtten we altijd op het luiden van het Angelusklokje van de nonnen in het retraitehuis. Dat was voor ons het signaal om naar huis te gaan. Dan waren we mooi op tijd voor het warm eten.’

Tekst loopt door onder de afbeeldingen

Sint Jan bewoner Bert Dekkers

Bert als veertienjarige en kleine broer Cor – staand links van de kar – als vierjarige op de schrale Brabantse grond van De Raam. Links van Bert hun vader. Rechts een man die aan het einde van de tweede wereldoorlog de honger in de Randstad ontsnapte. Zijn zoontje zit op het paard. Het paard is een ouderwetse knol (shire horse) die – volgens broer Cor – zo mak was dat je ‘via zijn staart en zijn achterpoten (geen benen) op zijn brede rug kon klimmen. Lief groot zachtaardig beest.’

Sint Jan bewoner Bert Dekkers

Een groot gezin! Van Links naar rechts: Pieta, Bert, Tina, Mien, Harrie en Jan. Daarna zouden er nog vier volgen.

Lagereschooltijd


‘Ik ben in Uden naar de lagere school gegaan, maar dat was in de tijd dat de Duitsers Nederland bezet hadden. Die eisten alle gebouwen op, dus ook dat van de Sint Jozefschool, waar ik op zat. De school werd tijdelijk op een ander adres gestationeerd. Maar wij deden alsof we niet wisten waar dat adres was en zwierven een beetje rond in en om Uden, zonder dat we ooit bij school uitkwamen. Tot we op een gegeven moment het bericht kregen dat de lessen plaatsvonden in het gebouw van de Veiling. Toen konden we niet meer volhouden dat we niet wisten waar dat was. Dat wist iedereen! Het grappige was ook dat ik ondanks mijn langdurige afwezigheid, toch goede punten haalde op school’.

Oorlogsjaren

Luchtfoto Fliegerhorst Volkel na hevige bombardementen tijdens operatie Market Garden, september 1944.

Oorlogsjaren

‘Ik was vijf jaar oud toen de oorlog begon en ik heb de Duitsers langs het spoor zien binnenkomen in 1940. Dat vergeet ik nooit meer. Ik was met mijn vader op weg naar de molenaar en ik zag hoe één Duitser straalbezopen op z’n kop de sloot in reed. Ook de Amerikanen heb ik binnen zien komen. Ik stond bij de Petruskerk en ik zag hoe ze op de hoek de basaltkeien uit de straat reden. Als ik vandaag nog langs de Hoevenseweg naar Zeeland toe rijd, hoef ik maar naar de bomen te kijken waar de bast ontbreekt. Die hebben de Amerikanen er destijds met hun tanks vanaf gereden en dat groeit nooit meer aan.’
‘Die oorlog was over z’n geheel genomen natuurlijk een verschrikkelijke tijd, maar voor ons jonge jongens was het geweldig spannend. Bijvoorbeeld als de geallieerde vliegtuigen overvlogen en op Vliegbasis Volkel het luchtalarm afging. Wij hadden van huis uit de goede raad meegekregen om in de sloot tegen de kant te gaan liggen. Maar ondertussen keken wij wel naar boven en zagen hoe die vliegtuigen hun bommen losten. En naderhand gingen wij altijd op zoek naar de molentjes die vóór in die bommen zaten en die verbonden zaten aan een stang. Op hun weg naar beneden draaide die molentjes die stangen los waardoor die bom op scherp werd gezet zodat-ie ontplofte als-ie op de grond kwam.’

Werken bij Cezoma en Dico

‘Mijn vader wilde niet dat zijn kinderen in z’n voetsporen zouden treden. Hij stond op het standpunt dat ze moesten gaan studeren. Dat stimuleerde hij. En uiteindelijk is niemand boer of boerin geworden. Maar misschien dat ik als oudste jongen nog wel het meest in aanmerking kwam om de boerderij over te nemen. Ik ben na de lagere school in eerste instantie dan ook naar de Lagere Landbouwschool gegaan. Dat was een eenjarige opleiding en daarna ben ik aanvankelijk thuis op de boerderij gaan werken en als invaller bij andere boeren. Maar tijdens mijn militaire diensttijd ben ik tot de conclusie gekomen dat ik een andere kant op wilde. Dus heb ik na mijn diensttijd bij de Rijkswerkplaats voor onderhoudsbankwerker geleerd en van daaruit ben ik terechtgekomen in de machinefabriek van Cezoma. Binnen drie weken werd ik benoemd tot voorwerker en moest ik jonge jongens leren hoe ze het plaatwerk moesten aanpakken. Nog weer een paar weken later kwam ik op kantoor terecht om productieorders te schrijven. Dat heb ik 17 jaar gedaan, waarna ik het gevoel kreeg dat ik moest uitkijken naar iets anders. Dat werd een baan als werkvoorbereider bij de DICO. Daar heb ik tot mijn pensioen 23 jaar gewerkt. Voor mijn werk maakte ik veel gebruik van databases en spreadsheets. Dus was ik er al vroeg bij toen de personal computer op de markt kwam. Dat maakte mijn werk veel gemakkelijker en ik heb er destijds dan ook heel veel studie-uren in gestoken om het onder de knie te krijgen. En dat mijn werk bij Dico zeer goed gewaardeerd werd, bleek ook na mijn pensionering. Ze hadden een nieuw programma geïnstalleerd op het mainframe en vroegen me of ik nog een week wilde komen. Om één en ander werkbaar te maken en andere mensen in te werken. Dat heb ik toen gedaan, uiteraard.’

 

UDI’19 lid in hart en nieren

‘Ook mijn vrije tijd heb ik altijd nuttig besteed. Zó nuttig dat ik niet de tijd heb genomen om een vrouw beter te leren kennen en eventueel te trouwen. Ik ben lange tijd op zondagavond gaan dansen, maar het is er nooit van gekomen. Te druk, vrees ik.’
‘Als kind heb ik altijd al heel veel gelezen en dat doe ik nog steeds. Reisverslagen, natuurboeken en boeken over Ierse Volksmuziek. Geweldig!’
‘In 1953 ben ik lid geworden van UDI’19 en daar ben ik nog steeds lid van. Daarvan heb ik 15 jaar zelf actief gevoetbald. Ik was overigens niet zo’n hele goede voetballer. Ik kon alleen heel hard lopen en had een speciale techniek om aanvallers af te stoppen. Bij een doorbraak ging ik altijd heel dicht achter de aanvallende speler lopen zodat hij met zijn hakken tegen mijn scheenbenen aankwam. Daardoor verloren ze hun evenwicht en sloegen over de kop. Ik werd heel snel nadat ik was gaan voetballen gevraagd als jeugdleider en daar heb ik graag “ja” tegen gezegd. Ik ben direct cursussen gaan volgen, zoals Jeugdvoetbalspelleider om trainingen te kunnen geven en Jeugdleider om een team te kunnen begeleiden. Dat vond ik altijd zó mooi om te doen dat ik achteraf denk dat ik leraar had moeten worden, net zoals twee van mijn broers. Maar goed, ik voelde me echt thuis bij UDI. Ik had er in de weekenden nog net mijn bed niet staan. Overigens miste ik in mijn jonge jaren wel altijd “de derde helft”, omdat ik om zes uur ’s avonds thuis moest zijn om de koeien te melken. Ik was ook degene die de melk op de vrachtfiets naar de melkfabriek moest brengen. Geen ‘derde helft’ dus voor mij in die tijd, maar dat heb ik later ruimschoots goed gemaakt.’

Tekst loop door onder de advertentie

Sportkampbegeleider en vogelaar

‘Wat ik ook altijd heel leuk vond, was het begeleiden van sportkampen voor de jeugd. Dat organiseerde je dan altijd samen met een aantal andere verenigingen. Dan ging je een hele week “op pad” met een aantal jeugdteams en een vol programma. Als je dan thuiskwam na die week, wilde je alleen maar slapen. Daar was tijdens het kamp namelijk niet veel van terechtgekomen. Overdag hadden we het als leiders druk met het begeleiden van de jongens. ’s Avonds was het altijd erg gezellig en werd het ook altijd te laat en de volgende ochtend om zeven uur stonden de jongens alweer aan de tent om te gaan voetballen. Weer of geen weer, die jongens wilde voetballen. Ik herinner me nog een kamp in Wassenaar waar het de hele week regende, maar daar gaven die jongens niks om. Die hebben de hele week in de regen gevoetbald.’
‘Tegenwoordig kom ik niet meer zoveel buiten, maar vroeger was ik ook vaak in het natuurgebied De Maashorst te vinden. Ik wist precies waar ik moest zijn om de roodborsttapuit te zien. Ik was niet zo fanatiek dat ik hele einden reed wanneer er ergens een bijzondere vogel was gespot, maar hier op de Maashorst kende ik de weg maar al te goed.’

 

Verdrietige tijden

 

Bert heeft uiteraard niet alleen voorspoed gekend gedurende zijn leven. Er was ook verdriet. Een vriend van hem werd van z’n fiets gereden en was op slag dood. Een andere kameraad was betrokken bij het verdrietige busongeluk van UDI in 1973, op de terugweg na een wedstrijd in Mill. In 1981 werden zijn ouders op het zebrapad op de Violierstraat geschept door een auto die veel te hard reed: ‘Ze zijn toen naar het Radboud Ziekenhuis in Nijmegen gebracht. Mijn vader was zo ernstig gewond, dat hij niet meer te redden was. Ze kwamen ons ieder kwartier vertellen welk orgaan er nu weer was uitgevallen. Hij overleed na een uur of twee. Vader had voor een groot deel de klap opgevangen voor moeder, maar ook zij was er niet zo best aan toe. Zij had – naar ik meen – wel dertien breuken in haar bekken en haar lichaam zat vol autoglas. Ze kon niet aanwezig zijn bij de uitvaart en moest acht maanden revalideren in De Watersteeg. Die hebben wel goed werk geleverd, want ze kon toen wel weer goed lopen en zelfs trappenlopen. Ik heb daarna vaak voor haar gekookt en ze is op één maand na 100 geworden.’

Tekst loopt door onder de foto’s

Sint Jan bewoner Bert Dekkers

Bert stond mede aan de basis van het G-voetbal bij UDI’19. Hij speelde tevens een rol bij het opstarten van het damesvoetbal bij de club.

Sint Jan bewoner Bert Dekkers

Prins en Prinses tijdens carnaval in Sint Jan: Bert en zus Pieta. Pieta overleed in 2020 aan Covid.

Een beroerte

‘Tien jaar geleden heb ik door een vernauwing in de halsslagader een CVA gehad, een beroerte in de volksmond. Op een ochtend kwam ik na het wakker worden tot de ontdekking dat ik niet uit m’n bed kon. Ik heb me uit bed laten vallen, ben op m’n knieën naar de telefoon gekropen en heb 112 gebeld. Op het moment dat de ambulancemedewerkers aanbelden, kon ik plotseling weer opstaan om de deur te openen. Alsof er niets aan de hand was. Ik ben natuurlijk wel meegegaan naar het ziekenhuis, waar ik een paar dagen ter observatie ben gebleven. In het weekend mocht ik weer terug naar huis. Maar toen ging het weer mis. Ik had net een wandeling gemaakt, een kop thee gezet en op een laag tafeltje neergezet. Toen kwam ik tot de ontdekking dat ik dat kopje niet meer kon oppakken. Foute boel dus. Gelukkig hadden ze die ochtend een alarminstallatie geïnstalleerd en daar heb ik direct gebruik van gemaakt. Via die knop werd mijn broer Tiny gealarmeerd en hij heeft direct 112 gebeld. Zodoende stond er weer een ambulance voor de deur, maar nu kon ik de deur niet zelf open maken. Dat deed Tiny dus. Ik werd afgevoerd naar het ziekenhuis in Oss. Vervolgens mocht ik voor revalidatie naar het ziekenhuis in Veghel en uiteindelijk ben ik hier in de Sint Jan terechtgekomen en zit in een rolstoel.’

 

Leven in de Sint Jan


Het leven in de Sint Jan bevalt Bert uitstekend: ‘Om te beginnen hebben ze hier een hele fijne kok. Die kookt zó lekker. We worden hier regelmatig gewogen om te controleren hoe het met ons – de bewoners dus – gaat en ze stelden vast dat we met z’n allen zwaarder worden. Dat zegt genoeg. Verder worden hier heel regelmatig muziekfestiviteiten georganiseerd. Liederentafels en bonte avonden muziekfestiviteiten, liederentafels en bonte avonden georganiseerd. We spelen ook veel Rummikub en Mens-erger-je-niet. Ik ben vaak bij bijeenkomsten van de Heemkundekring en de natuurclub, toen die er nog was. Heel af en toe word ik ook nog opgehaald om naar UDI te gaan. Kortom, ik voel me hier prima. Ik had nergens anders beter af kunnen zijn! Bovendien heb ik het leven altijd als een mooie uitdaging gezien. Ook nu nog. Ik kan me niet herinneren dat ik ooit ’s morgens wakker ben geworden met kwaaie zin. Ik kan me ook heel goed schikken in de situatie waarin ik mij bevind. Ook nu die beroerte mij zo enorm beperkt in mijn mogelijkheden en ik niet meer kan wandelen en fietsen, wat ik altijd zo graag deed.’

 

Draagt u de ouderen van Uden een warm hart toe en wilt u een donatie doen aan de Stichting Vrienden van Sint Jan?
Eenmalig of op reguliere basis.
Vul dan het onderstaande formulier in.

 

Bedrag